Energietransitie in de Omgevingswet: ‘Begin met een doel, niet met regels’

Geplaatst op 29 oktober 2019

De fysieke leefomgeving gaat beïnvloed worden door de energietransitie. Ook binnen de omgevingsplannen en -visies moet het een plek krijgen. Energie moet onderdeel worden van de algemene besluitvorming over de fysieke leefomgeving. Maar hoe moet dit in praktijk worden gebracht? Wordt het een kwestie van regels stellen?

Erik Visser is strategisch adviseur omgevingsrecht en gespecialiseerd op het terrein van de energietransitie en duurzame gebiedsontwikkelingen. Zo is hij een van de opstellers van de Staalkaart Energietransitie, een handreiking om de opgave een plek te geven in het omgevingsplan. Hij vertelt over de mogelijkheden die de Omgevingswet biedt voor de energietransitie en wat overheden vooral niet moeten doen. “Het gaat niet om de regels, het gaat echt om het doel dat je wilt bereiken en wat je daarvoor nodig hebt.”

De prijzen van verschillende duurzame energieoplossingen liggen nu nog vrij hoog. In hoeverre gaat de betaalbaarheid problemen opleveren?

“Het begrip energiearmoede wordt steeds vaker genoemd. De energierekening wordt hoger en het isoleren van een woning kan duizenden euro’s kosten. Wie heeft dat? Wie gaat dat betalen? Gaan we dat maatschappelijk over heel Nederland verspreiden, net als met de netinfrastructuur?

Het gaat zeker een rol spelen en de vraag is: wat vind je echt belangrijk? Als je stuurt op kostenefficiëntie, kunnen techneuten en financiële experts voor elke wijk in Nederland wel aanwijzen wat de alternatieve warmte-oplossing moet worden. Maar willen de bewoners en de bedrijven die warmte-oplossing wel? Is de zeggenschap het belangrijkst, dan zouden er zomaar meerdere oplossingen in een wijk kunnen komen. Daarmee schieten de kosten natuurlijk weer omhoog. Ik zou het wenselijk vinden als de Autoriteit Consument en Markt bijvoorbeeld een rol krijgt, dat zij warmtetransitieplannen toetst op financiële haalbaarheid. Om te voorkomen dat er allerlei infrastructuren aangelegd moeten worden die per saldo veel duurder zijn dan wanneer het was afgestemd.”

Het zal toch niet zo zijn dat er allerlei verschillende infrastructuren aangelegd worden?

“Nee, iedereen voelt aan dat dat niet kan. Tegelijkertijd staat in het Klimaatakkoord dat zeggenschap van burgers een belangrijke voorwaarde is in die besluitvorming. Misschien wordt er zodanig gekaderd dat er eigenlijk geen keuze meer is. Ik ben heel benieuwd hoe dat wordt uitgelegd. Het wordt nog lastig om een balans te vinden tussen haalbaarheid, betaalbaarheid en zeggenschap.”

Hoe kan die zeggenschap vorm gaan krijgen?

“We zien dat mensen wel willen meedenken als er een beweging ontstaat in de wijk. Men wil invloed kunnen uitoefenen op een besluit. Het proces moet dus ook op die basis beginnen, bewoners moeten de ruimte krijgen om mee te praten. Het betekent in ieder geval dat je niet begint met het stellen van regels. Daarmee geeft de overheid eigenlijk aan: ‘wij weten het beter, ga dit maar gewoon doen’. Dat werkt niet, zeker niet op dit soort onderwerpen.

De gemeente wil dat bewoners gestimuleerd en gemotiveerd worden om iets te gaan doen. Een regel is dan niet de oplossing. Dat is geen extra motivatie, het is gewoon een verplichting.

Om draagvlak te creëren, richt je een participatieproces in en dat proces ga je faciliteren. Dus bijvoorbeeld door het organiseren van informatieavonden en goede communicatie tussen gemeente en bewoner. Ook kan er subsidie gegeven worden, om maatregelen financieel aantrekkelijker te maken. Zo worden doelen behaald zonder dat er regels nodig zijn.”

Kunnen regels dan helemaal losgelaten worden?

“Er is wel een spanningsveld, dat zie je duidelijk bij de wijkaanpak. Een interessante vraag binnen de energietransitie is hoe je de bestaande bouw van het gas af gaat halen. Als je er samen niet uitkomt, dan zal een regel misschien wel noodzakelijk zijn. Want de kostenefficiëntie mag je ook niet uit het oog verliezen, het moet haalbaar en betaalbaar zijn. Stel, een gemeente besluit in overleg met de bewoners en bedrijven dat een warmtenet voor een bepaalde wijk de meest kosteneffectieve oplossing is, die ook technisch haalbaar is. Wat doe je dan als twintig procent niet mee wil? Ze kunnen niet aan de gasaansluiting blijven. Dan leg je een regel op. Ik sluit niet uit dat dat soort regels gaan komen.”

Welke mogelijkheden biedt de Omgevingswet in dat opzicht

“De instrumenten binnen de Omgevingswet lenen zich goed om de energietransitie een plek te geven binnen de fysieke leefomgeving. Het is nu vaak zo dat het plan bij gebiedsontwikkeling begint met de regels. De Omgevingswet wil dat omdraaien. Ik vind het ook belangrijk om dat perspectief om te draaien. Niet werken vanuit taken. Een bestemmingsplan als taak, een vergunning verlenen als taak. Nee, je doet het allemaal voor een bepaald doel.

Dat is meteen de grootste opgave: duidelijk krijgen wat je precies wilt. Wat wil je bereiken in een gebied? Dat kan je verwerken in een omgevingsvisie. Misschien is het doel om klimaatneutraal te worden of een circulaire economie te bewerkstelligen. Belangrijk is dan dat die doelen worden geconcretiseerd. Indien nodig door daar regels aan te verbinden. Een manier om die doelen te concretiseren is door de omgevingsdiensten veel eerder te betrekken. Die weten alles over geluid, geur, stofhinder, noem het maar op. Zij leveren nu heel sectoraal advies op het moment dat er een aanvraag binnenkomt. Maar eigenlijk moet die informatie er al zijn op het moment dat het plan wordt vastgesteld, zodat er een totaalbeeld van een gebied is. Dus ook de omgevingsdiensten gaan een heel andere rol krijgen, ze zouden veel meer bij het ontwikkelen van beleid betrokken moeten worden. Dan kom je aan de voorkant al tot concrete en uitvoerbare doelen.

Pas als je die hebt, kan je het beleid goed laten doorwerken in het omgevingsplan. Ook zullen uitvoering, toezicht, handhaving en monitoring eenvoudiger worden. Je kan dan meten of het concrete doel is behaald en zo niet, of dat aan het doel, de regels, of de handhaving ligt. Dat is het cyclische van de Omgevingswet: do, plan, check, act.

En ja, de energietransitie is een grote opgave en de Omgevingswet is nieuw, maar overheden hebben een goed vertrekpunt: we weten in Nederland heel goed hoe we activiteiten moeten reguleren. Dus stel doelen en bedenk welke activiteiten we moeten aanpassen, minderen of vermeerderen om die doelen te behalen. Minder-uitstootnormen, een hogere energieprestatie. Dat kan worden opgenomen in het omgevingsplan.

De vraag blijft wel: hoe gaan we om met het bestaansrecht? Elke activiteit, elk gebouw heeft bestaande rechten. Kan je nou zo maar ineens extra verplichtingen opleggen? Dan zit je met eigendomsbescherming, nadeelcompensatie et cetera. Dus er moeten altijd goede afwegingen gemaakt worden, maar in tegenstelling tot het bestemmingsplan, biedt het omgevingsplan daar wel de mogelijkheden voor.”

Hoe vertaalt zich dit naar de Regionale Energie Strategieën?

“Een RES is in de kern een aanbod aan het Rijk: zoveel duurzame energie gaan we grootschalig opwekken. Dat moet natuurlijk wel worden ingepast in de fysieke leefomgeving – dus een plek krijgen in de omgevingsvisie. Waar moeten windmolens terecht komen, waar zonnepanelen? Die moeten ergens in de ruimte ingepast worden. En omdat functies toegewezen worden aan locaties, moeten daar regels voor komen. Een RES is alleen realistisch als je hebt nagedacht over de ruimtelijke inpassing. Daarom is het ook belangrijk om de instrumenten van de Omgevingswet te gebruiken.”

Denkt u dat er genoeg (politiek) draagvlak is voor de energietransitie?

“Natuurlijk zullen er altijd mensen zijn die het niet met de doelstellingen eens zijn, maar de basis is goed. We hebben ons gecommitteerd aan afspraken in Parijs, de Klimaatwet is erdoor. We hebben afspraken gemaakt met gemeenten en provincies, waterschappen, het bedrijfsleven, de ontwikkelende partijen. Daarnaast is er een toenemende mate van bewustzijn dat dit belangrijk is. Je ziet het ook, het aantal mensen dat zonnepanelen neemt stijgt exponentieel.

We hebben nu nog allerlei pilots om wijken van het gas af te halen. Er is veel te leren en leren kost tijd. Maar als er eenmaal een aantal wijken van het gas is, wordt er een aanpak ontwikkeld en komt het echt op gang. Met wind op zee is dat ook gebeurd. Ik heb destijds bijgedragen aan die nieuwe wet- en regelgeving en een heel nieuw stelsel met financiering en subsidie. Dat loopt nu. Dat heb je in de gebouwde omgeving ook nodig.”

Dit interview is afkomstig van Omgevingsweb. Auteur: Hester Sjoer