Kosten Warmtenet Holland Rijnland

Een belangrijk onderdeel van de energietransitie is het zoveel mogelijk aardgasvrij maken van nieuwe en bestaande bouw. De energietransitie is daarmee ook een warmtetransitie. Het doel van de warmtetransitie is een betaalbare, betrouwbare en duurzame warmtevoorziening voor woningen en utiliteit. Het leveren van warmte middels een warmtenet is daarvoor een voor de hand liggende optie. Een warmtenet kan op een integrale en grootschalige wijze antwoord geven op de regionale warmtevraag. Daarnaast biedt een warmtenet de kans restwarmte en andere regionale duurzame warmtebronnen te benutten waarmee het gebruik van fossiele brandstoffen kan worden vermeden.

Financieel model

Een mogelijke warmtebron voor de regio Holland Rijnland is het Warmtebedrijf Rotterdam dat via een geplande leiding restwarmte kan gaan leveren aan het reeds bestaande warmtenet in Leiden. Naast de technische haalbaarheid wil Holland Rijnland ook graag de financiële aspecten van het aanleggen en exploiteren van een eventueel warmtenet in beeld hebben. AT Osborne heeft de benodigde investeringen in het warmtenet, de warmtevraag en de waarden van de diverse kosten- en opbrengstenfactoren geschat en in een financieel model verwerkt.

Het uitgangspunt is dat in de periode 2025 – 2036 circa 100.000 woningequivalenten op het warmtenet worden aangesloten en het net tot en met 2055 wordt geëxploiteerd. Het aantal aansluitingen en het aansluittempo is ambitieus en vraagt om een actieve en stimulerende rol van de gemeenten, de regio en eventueel andere publieke partijen. Om de overstap naar een warmtenet aantrekkelijk te maken voor warmte-afnemers is in het basisscenario van de financiële analyse afgezien van inkomsten in de vorm van een aansluitbijdrage. Het resultaat van de studie maakt voor de betrokken gemeenten duidelijk wat de financiële consequenties van het aanleggen en exploiteren van een warmtenet zijn.

Martijn Romijn, Warmteregisseur Holland Rijnland:

“Wij bedanken AT Osborne voor hun inbreng. Wij hebben er weer erg nuttige informatie bij gekregen, die de basis onder de ideeën van regionale inzet van restwarmte verder ondersteunt.”